英文.... | A style of architecture that refers to the temple types of northern India that were developed beginning in the sixth century; the word literally means "pertaining to the city," possibly revealing the origins of the form. The early version of this style was characterized by offsets (bhadra) projecting as cardinal niches from the cubic cella; the niches usually contained images of the sanctum's divinity. A curvilinear tower carried the offsets upward to a topmost altar (uttaravedi) with a crowning amalaka; during consecration a finial carved as a lustration pot, sometimes with foliage, was placed on top of the amalaka. Niches with guardian dieties (dikpalas) were placed at the corners and more offsets were added. Various regional forms developed out of this basic style, also called latina because of the vertical 'creepers' or latas. Multi-spired forms were increasingly popular from the eleventh century. |
荷蘭語.... | Architectuurstijl die verwijst naar de tempeltypen van Noord-India welke vanaf de 6de eeuw tot ontwikkeling kwamen; de letterlijke betekenis van het woord is 'behorend bij de stad', hetgeen mogelijk verwijst naar de oorsprong van de vorm. Kenmerkend voor een vroege versie van deze stijl waren de hoekprojecties (bhadra) die als hoofdnis van de kubusvormige cella uitkraagden; de nissen bevatten doorgaans afbeeldingen van de in het heiligdom vereerde godheid. De projecties liepen langs de kromlijnige toren omhoog tot aan het hoogste altaar (uttaravedi), dat werd bekroond met een amalaka; tijdens de wijding werd een fioel, gesneden in de vorm van lustervaas, soms met bladerwerk, boven op de amalaka geplaatst. Nissen met wakende godheden (dikpala's) werden op de hoeken geplaatst en extra hoekprojecties werden toegevoegd. Uit deze basisstijl hebben zich diverse regionale vormen ontwikkeld, de zogeheten latina, zo genoemd vanwege de verticale 'klimplanten' of latas. Vanaf de 11de eeuw groeide de populariteit van vormen met meerdere spitsen. |
西班牙語.... | Un estilo de arquitectura que se refiere a los tipos de templo de India del norte que comenzaron a desarrollarse en el siglo VI ; la palabra significa literalmente "perteneciente a la ciudad," posiblemente revelando los orígenes de la forma. La primera versión de este estilo se caracterizaba por salientes (bhadra) proyectándose como nichos cardinales del "cella" cúbico; los nichos normalmente contenían imágenes de la divinidad del santuario. Una torre curvilínea llevaba los salientes ascendentes a un altar más alto (uttaravedi) con un coronamiento amalaka; durante la consagración un finial tallado como una vasija de lustracion, a veces con follaje, era ubicada sobre el amalaka. Nichos con divinidades guardines (dikpalas) eran colocados en las esquinas y se agregaron más salientes. Varias formas regionales desarrollaron de este estilo básico, también llamado latina debido a las enredaderas verticalesvo latas. Formas con múltiples remates en punta fueron cada vez más populares desde el siglo XI. |